Zie voor het interview van reporter “Ed van Tuyl” gemaakt voor Vereniging Nieuw-Guinea Militaren nr. 75, Augustus 2023, of ga naar hun website: www.vnngm.nl archief nieuwsbrieven!! Kopie hiervan staat onder dit stuk!
De oproep om mij te melden viel in de zomer van 1961 in de bus, ja er was toen nog dienstplicht. Ik moest me op 4 oktober 1961 melden in de Frederik Hendrikkazerne in Blerick. (lichting 61/5). ( Limburgse Jagers) Daar kreeg ik 2 maanden basisopleiding, daarna nog 2 maanden (jeep) chauffeur opleiding. Ik had inmiddels alle (burger) rijbewijzen al gehaald behalve voor motor! Na enige tijd werd tijdens het appel s’morgens 9 vrijwilligers gevraagd voor uitzending naar Nederlands Nieuw Guinea, daar zich niemand melde, werden 9 man aangewezen, die hadden geen keuze en werden de aangewezen vrijwilligers. (daar was ik er een van) Daarna werden we naar Oirschot overgeplaatst in afwachting van vertrek naar NNG. Dat ging niet zonder slag of stoot, verschillende landen wilden niet dat wij als militair over hun land zouden vliegen, zodat werd gekozen om de militairen in burger over te vliegen. Op 3 maart 1962, was het dan eindelijk zo ver, wij vlogen over de Noordpool heen, via Amsterdam, Anchorage (Alaska), Tokyo (Japan), Biak (Nederlands Nieuw Guinea) Vandaar met een binnenlandse vlucht naar Hollandia (met de Kroonduif) De terugreis ging ook per vliegtuig maar dan over de Zuidpool. Dat schema houdt u nog even tegoed!. Ik werd in Hollandia ingedeeld bij de Staf Brigade, een kleine groep van de landmacht (van oorsprong 6e infanterie bataljon) die in een marine kazerne een plaats kreeg (nishut) Later verhuisden we naar de Kloofkamp kazerne, die we toen voor ons alleen hadden met zwembad! In het begin was er overschot aan chauffeurs, daarom vroeg ik aan mijn leidinggevende (luitenant Gerritsen?) of ik de Jeep die in de garage stond niet op mijn naam kon krijgen om hem op te knappen en rijklaar te maken, samen met de monteur in de garage. Dat mocht en was bijna iedere dag in de garage bezig, Ik maakte de Jeep helemaal schoon en schilderde hem met legergroen helemaal over. De draaide gedeelten zoals de voorraam werden in het vet gezet, en Jan kon rijden, dat duurde niet lang want nu werd de jeep weer gewaardeerd, ook door de officieren, (en onderofficieren) die hem ook wel wilden rijden, daardoor kreeg ik een luxe auto op mijn naam. Later werd ik vaste chauffeur (met de Ford Zehfyr) van Brigadecommandant, Kolonel W.D.H. Eekhout en daar had ik bijna een dagtaak aan. Na 15 augustus 1962, kwam bemiddeling van de VN. Toen er een chauffeur nodig was welke de plaatsvervanger van Oe-tant van de VN troepen kon verplaatsen, ( Secretaris-Generaal van de VN, de uit Guatemala afkomstige Jozé Rolz-Bennett als hoofd van UNTEA in Hollandia geïnstalleerd) (Na het vertrek van UNTEA een soort tussenregering, de naam van het gebied omgedoopt in ” Irian Jaya ” ) werd ik hiervoor aangewezen, ik kende een paar woordjes Engels en had ook mijn burger rijbewijs wat daar in Hollandia overgeschreven werd. Na zijn vertrek eind oktober kreeg ik van hem op het vliegveld een sigaretten aansteker met het NAVO embleem. (Fiat 2100) Ik ben daar tot eind oktober gebleven, als laatste van de landmacht, tot er plaats was voor mij in het vliegtuig naar Biak, daarna de terugreis naar Nederland over de Zuidpool dus. Vertrek Biak 12 uur, aankomst Bangkok 21.15 uur, Vertrek Bangkok 24.15 uur, aankomst Karachi 8.15 uur, Vertrek Karachi 9.15 uur, aankomst Beiroet 16.45 uur, Vertrek Beiroet 17.30 uur, Aankomst Amsterdam 01.00 uur. Aankomst Amsterdam 9-11-1962, alles genoteerd in Nieuw Guinea tijd!!!.





Groene mieren stroomden Hollandia binnen
De Zuiderkruis in Nieuw Guinea aangekomen. (Met 17e infanterie bataljon uit Oirschot 25 mei 1962)
Het boven schrift van een artikel uit de Legerkoerier 1962
Het was al zo warm,die morgen van de 25e mei (1962), dat de mensen die waren toegestroomd om de “Zuiderkruis”met aan boord troepen van de Kon Landmacht te zien binnenlopen in de haven van Hollandia,zoveel mogelijk schaduw opzochten. Om ongeveer kwart voor acht ‘s-morgens werd om de punt van kaap Soeadja het troepentransportschip zichtbaar,geëscorteerd door HM Kortenaer.
Dat het drie kwartier later tijdens het afmeren opmerkelijk rustig was,zowel aan boord als aan de steiger,had als oorzaak, dat met het oog op een snelle debarkatie geen toeschouwers op de steiger werden toegelaten. Om 9 uur stond een wacht van de Kon Marechaussee onder aan de valreep gereed om de eerbewijzen te brengen aan de Commandant der Strijdkrachten de schout bij nacht L.E.H. Reeser en Commandant Brigade NNG kolonel W.D.H. Eekhout,die met enkele officieren van hun staf een bezoek brachten aan de Zuiderkruis.
De debarkatie verliep,mede dank zij de snelle afvoer naar de legeringsruimten,zo vlot,dat reeds om half elf de laatste militairen voor Hollandia van boord waren. De aan boord achter- gebleven militairen, bestemd voor andere plaatsen op Nieuw Guinea ,werden ‘s-middags in de gelegenheid gesteld om te passagierenen van deze gelegenheid werd zo druk gebruik gemaakt , dat men in Hollandia onze in binnenpak gestoken soldaten de bijnaam gaf van “groene mieren”
Een goed welkom gaven ook vele burgers in Hollandia ,die met hun auto’s enige militairen kwamen afhalen,om hen in de gelegenheid te stellen in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk te zien,want reeds de volgende dag zou de Zuiderkruis weer vertrekken naar de volgende bestemming. Het te Hollandia achtergebleven onderdeel kreeg als taak zich zo snel mogelijk aan te passen en dat dit lukte bleek uit het feit ,dat reeds twee dagen later de wacht voor het paleis van zijne Excellentie de Gouveneur en nog andere bewakingen werden overgenomen op een wijze of het de gewoonste zaak van de wereld was.
Naar Sorong
Vroeg in de morgen van maandag 28 mei gleed de Zuiderkruis over een spiegel gladde zee op de landingssteiger van Sorong af. Aan de railing stonden de militairen niet meer,zoals bij vorige havens ,vier rijen dik,want een groot deel van de wapenbroeders ,waarmee men de overtocht had gemaakt,was al eerder van boord gegaan: infanteristen,marechaussees en mannen van de technische en geneeskundige dienst. Het muziekkorps van 6 I.B. was het eerste wat men van Sorong zag en met hun welkomst muziek zette het verblijf op Nieuw Guinea prettig in. De Commandant van 6 I.B. de lnt kol G.L.Snel,sprak de troep door de scheepsmicrofoon toe. Zijn welkomstwoord was hartelijk en buitengewoon verstandig;want doordat hij de voorlopige legering wat somber voorspiegelde,viel die later 100% mee..
De ontscheping verliep snel en daarna konden de militairen laten zien dat Ze het aanpakken bepaald niet verleerd hadden .Er werd met plezier gewerkt aan het opbouwen van kamp en stellingen,in een tempo dat nog niet bij de tropen was aangepast zodat menig schoon uniform in verrassend korte tijd kletsnat was.
Twee dagen na aankomst kon men, als men ‘s-avonds door de kampong tegenover het kamp liep,hier en daar al een Rotterdammer of een Zeeuw in legergroen in de huiselijke Papoea-woning zien zitten. (Auteur van dit stuk onbeken
Terugblikken met Jan van Gerwen
“Hollandia vond ik een waar vakantieoord.”
door Ed van Tuijl
Jan van Gerwen bracht zijn Nieuw-Guinea tijd door in Hollandia. Niet bepaald een plaats waar veel jongens van het zesde infanteriebataljon terecht kwamen.
Het grootste deel zat immers aan de zuidkust. “Ik kan over die andere standplaatsen niet oordelen”, zegt hij. “Maar ik had het in Hollandia in ieder geval best naar mijn zin. Ik heb het altijd ervaren als een waar vakantieoord.”
We zoeken Jan op in Veldhoven. De plaats in de Brabantse Kempen waar hij, op een onderbreking van anderhalf jaar na, zijn hele leven heeft gewoond. Hij was er een uit een gezin van tien kinderen. Stond op zijn veertiende al op de steiger als metselaar. In 1967 stapte hij over naar tegelzetten. Op het einde van zijn carrière werkte hij de laatste vijf jaar als ZZP’er. Eigen bedrijfje tot hij op 59-jarige leeftijd ermee op kon houden met een redelijke regeling!
Maar nu over zijn soldatenleven.
“Ik moest me melden op 4 oktober 1961. Ik was van de lichting 61/5”, zo steekt hij van wal. “Ik kwam op in Venlo, of beter gezegd Blerick. In de Frederik Hendrikkazerne. Bij de Limburgse Jagers. Voor ik in dienst ging had ik al mijn rijbewijs gehaald. Zelfs het groot rijbewijs voor de vrachtwagen en bus. Dus het lag min of meer voor de hand dat daarna de opleiding voor jeepchauffeur volgde. Allemaal best te doen. Al speelde zich dat wel af in de winterperiode. Tijdens het rijden in zo’n open jeep heb ik heel wat kou geleden. We hadden een sergeant-majoor instructeur die graag indruk op ons maakte. Op een soort voetbalveld reed hij dan rondjes met de jeep waarbij hij op elke hoek op twee wielen de bocht nam. Tijdens deze opleiding kregen we te horen dat van onze groep er negen militairen naar Nieuw-Guinea moesten. Vrijwilligers konden zich aanmelden. Nou, er was niemand die zijn vinger opstak. Zodoende werden er vrijwilligers aangewezen. Daar was ik er een van. We gingen, in afwachting van ons vertrek, naar kamp Oirschot. Voor mij ideaal. Oirschot was immers vlak bij Veldhoven. Ik kocht een brommertje en kon zo regelmatig even naar huis.”
Uiteindelijk zou Jan ruim 2 maanden in Oirschot blijven. Een tijd waarin hij en de andere chauffeurs van zijn lichting maar bitter weinig hadden te doen. Ze verveelden zich stierlijk.
“Daarom vroegen we zélf of ze niet zo nu en dan een oefening voor ons konden bedenken. Dan konden we tenminste nog een beetje ervaring opdoen in het rijden in een jeep. ” En hier maakten we ook kennis met het begrip ‘de blauwe hap’ We leerden hier het begin van het Indische eten.
De tijd waarover Jan praat was in het voorjaar van 1962. De periode dat er toch al sprake was van meerdere infiltraties door Indonesische para’s. Was hij zich daarvan bewust en bezorgde hem dat niet de nodige angst om naar Nieuw-Guinea te moeten vertrekken?
“Nou nee, feitelijk heb ik me daar in die tijd niet zo in verdiept. Trouwens zó veel werd er nou ook weer niet over geschreven.
Op 3 maart vertrok ik via de noord route via Alaska naar Biak. En van daaruit naar Hollandia, met een inlands vliegtuigje van de Kroonduif.
Hij komt terecht bij de Staf Brigade in de MKH. De Marine Kazerne Hollandia.
Zijn onderdeel bevat een man of twintig soldaten van de landmacht. Bestaande uit chauffeurs, schrijvers en wapenherstellers. Gehuisvest in een nissenhut.
Jan: “We zaten dus op een marine kazerne. Vandaar dat ik wel moest wennen aan al die marine termen. Je had het over de ziekenboeg, baksgewijs voor appèl en katje vangen als je maandelijkse loon werd uitbetaald. In mijn begintijd hadden we een overschot aan chauffeurs. Dus ik kwam nog niet echt aan rijden toe. Nou stond er ergens in de hoek van de garage een oude jeep zomaar weg te kwijnen. Het kader deed er niets meer mee. Daarom stapte ik op een gegeven moment naar mijn commandant, luitenant Gerritsen met de vraag of ik dat ding op mocht knappen en weer rijklaar mocht maken. Hij vond het goed. Vanaf dat moment vulde ik, samen met een monteur, mijn dagen met het sleutelen aan die jeep. Toen hij weer reed heb ik hem helemaal in legergroen overgeverfd. Kortom, hij was weer als nieuw. Trots reed ik erin rond. En wat denk je. Ineens had het kader ook weer belangstelling voor het voertuig. De een na de ander kwam vragen of hij ‘m even mocht gebruiken.

Intussen werd ik gelukkig meer en meer ingeschakeld om mijn hoofdberoep uit te oefenen. Chauffeur voor de verschillende hoge militairen. Ik werd de chauffeur van de allerhoogste baas van het 6e I.B. Brigadecommandant luitenant-kolonel Eekhout. Daar had ik zowat een dagtaak aan.”
Jan en zijn Ford Zephyr |

Jan moest, als het nodig was, ook de Mevrouw Eekhout en/of kinderen van de kolonel vervoeren.
“Ik reed hem in een luxe Ford Zephyr. Best een geschikte vent. Nee, tegenover ons chauffeurs helemaal niet fanatiek. Als we met z’n tweeën waren sprak hij me gewoon aan met Jan. Bij officiële gelegenheden moest het via het protocol, met de deur openen en dan stram in de houding naast de auto staan totdat hij was uitgestapt
e.d.! Als zijn chauffeur kwam ik dus in het gebouw waar de militaire top
werkte. Dan keek ik wel eens stiekem naar binnen. Zag je allerlei landkaarten van Nieuw-Guinea hangen waarop denk ik de strategie werd uitgestippeld, bij infiltraties e.d.
Behalve Eekhout moesten we met de ploeg chauffeurs ook andere officieren vervoeren.
Daarvoor had je te maken met de zogenaamde ‘oproom’s wacht’ Dan was je gedurende ’n nacht oproepbaar om een van de kaderleden meestal van huis op te halen om naar de kazerne te brengen. Overigens hoefde je, omdat wij dit soort wacht draaiden, nooit wacht te lopen aan de poort.
Hollandia bestond eigenlijk uit drie delen. Hollandia binnen, Hollandia haven en Hollandia buiten. Dat laatste was onder meer het vliegveld Sentani. Zo’n veertig kilometer verderop. Vaak moesten we kaderleden naar het vliegveld brengen. Dan was het op de terugweg vaste prik. We hielden dan een wedstrijdje wie als eerste weer terug op de kazerne was.”
“Na een paar maanden werd onze ploeg overgeplaatst naar de Kloofkamp kazerne”, vervolgt Jan. “Dat was oorspronkelijk een kazerne van de mariniers. Maar die zaten er niet meer. We hadden de Kloofkamp voor ons helemaal alleen. We beschikten daar zelfs over een zwembad. Dat hadden ze gemaakt in de rivier die in de lengte door het kazerneterrein liep en zo het zwemwater fris hield.
Een van de vele feestjes |

Na 15 augustus brak er voor ons een nieuwe periode aan. Het vervoeren van de VN mensen die naar Nieuw-Guinea kwamen. Er kwamen ook z.g. witte helmen afkomstig uit Pakistan in de Marine Kazerne Hollandia, met ook een witte jeep als teken van de VN troepen.
Op een gegeven moment kreeg ik te horen dat er een andere auto op mijn naam was gezet. Een Fiat 2100. Ik moest nu de plaatsvervanger van U Tant, de secretarisgeneraal van de Verenigde Naties, gaan rijden, in burger. Daarvoor werd mijn burgerrijbewijs in Hollandia overgeschreven. Het was weer een nieuwe ervaring. Ik sprak gelukkig een paar woordjes Engels. Kijk, dit heb ik van hem gekregen.”
Jan van Gerwen(l) met Marinus Kloeze |

Jan neemt uit een aantal Nieuw-Guinea attributen die op tafel liggen een aansteker met daarop het VN-logo en vertelt: “Toen de man vertrok werd hij min of meer ceremonieel uitgezwaaid. Ik stond het op een afstandje aan te kijken. Een beetje ongeïnteresseerd, leunend tegen mijn auto. Ineens geeft hij een teken dat ik naar hem toe moest komen. Ik denk, o jee, nou krijg ik vast een uitbrander. Maar nee, de man geeft me deze aansteker met de woorden: “Hier, een geschenkje als aandenken en nog bedankt.”
Toch bijzonder zo’n aansteker.
Daar ben ik dus wel trots op.”
Bladerend door zijn fotoalbum vertelt hij verder. Over het privé strand Base
G. waar ze altijd met een busje naartoe reden. Over de mogelijkheid om naar Nederland te bellen. Hij deed het een paar keer. Dat moest je van tevoren speciaal aanvragen. Even een vluchtig contact met het thuisfront. Kostte al gauw tien gulden. Over de marineschepen die aanmeerden in Hollandia waar hij dan graag een biertje ging drinken omdat op die schepen de prijs van een pilsje 25 cent bedroeg.
Hij verhaalt over de komst van de Zuiderkruis die het 17de infanterie bataljon in Hollandia afzet.
“Die jongens hadden niet eens tropenkleding. Ze liepen gewoon in hun gevechtspakken die ze ook in Holland droegen. Ze werden gehuisvest in het Groene Dorp.”
En hij laat foto’s zien van de vele feestjes die werden gehouden. “Ik zei het toch. Hollandia was voor mij een waar vakantieoord. Overigens had ik van mijn diensttijd daar een dagboek bijgehouden. Helaas, later in mijn leven tijdens een slechte bui, heb ik die schriften in een opwelling zomaar verbrand en weggegooid. Als ik ergens later spijt van heb gehad dan was het wel van het feit dat ik die dagboeken niet heb bewaard. Ik had alles
bijgehouden wie ik met mijn auto op moest halen en waar naartoe? Ook waren er weleens baaldagen natuurlijk.”
Jan schrijft in zijn dagboek |

Op 8 november gaat Jan van Gerwen als een van de laatste 6 I.B.-ers repatten. Over de zuid. Via Bangkok, Karachi en Beiroet, naar Amsterdam. (een reis van ongeveer 36 uur) Bij de thuiskomst in Veldhoven hebben de buurtgenoten en zijn broers en zussen een enorme ereboog voor het huis geplaatst. Van de gemeente krijgt hij een prachtig Delfts blauw bord met daarop geschilderd ‘welkom thuis’. Kortom, heel het dorp weet dat hun Nieuw-Guinea ganger in het dorp is teruggekeerd.
Op Hapert kermis zal hij een paar maanden later zijn lief Margriet tegen het lijf lopen. Een Belgische. Samen met een broer die ook in de bouw werkzaam is, bouwen ze hun eigen huis. Het is dan 1964. Een nieuwe levensfase is aangebroken.